Zoals ik in de vorige aflevering vertelde, bestonden er nog al wat spanningen tussen burgemeester Amersfoordt en leden van de Haarlemmermeerse gemeenteraad. De verhoudingen in de gemeenteraad leken echter te verbeteren met een gewaagd plan van Amersfoordt. In 1863 kwam Amersfoordt met het plan om de Haarmemmermeerpolder met een spoorwegverbinding uit haar isolement te halen. Er waren al anderen geweest met dergelijke plannen, maar het plan van Amersfoordt is het meest opzienbarend. De afwezigheid van schutsluizen had het scheepvaartverkeer steeds belemmerd. De gemiddelde afstand, die moest worden afgelegd om landbouwproducten naar de Ringvaart te brengen, waar zij in schepen moesten worden overgeladen, waren voor de meeste boeren veel te groot. Amersfoordt had met zijn spoorwegenplan zijn eigen visie om dit probleem op te lossen. Het was een dubbel plan. Ten eerste projecteerde hij een spoorlijn van Amsterdam, langs Sloten en Kruisdorp (Hoofddorp) naar Leiden, met een zijtak van Venneperdorp (Nieuw-Vennep) langs Alphen naar Gouda, die daar zou aansluiten op de Rijnspoorweg naar Rotterdam. Dit traject kwam overeen met één van de oude scheepvaartroutes over het Haarlemmermeer. De tweede hoofdlijn in het plan liep van Zandvoort over Heemstede dwars door de Haarlemmermeerpolder naar Breukelen, waar deze lijn ook zou aansluiten op de Rijnspoorweg. In Zandvoort zou een steiger in zee en een kleine haven moeten worden aangelegd. Daar kunnen kleine zeeschepen hun goederen lossen, bijvoorbeeld steenkolen voor de gemalen van de Haarlemmermeerpolder. Zakenlieden uit Amsterdam kunnen tegen het eind van de dag hun gezin opzoeken dat aan het strand ontspanning zoekt.
De kosten van het plan raamde Amersfoordt op f 15.000.000. In de gemeenteraad en in vergaderingen van het polderbestuur sprak hij met enthousiasme over dit grootse project. Hij hield lezingen, schreef artikelen en publiceerde een brochure over dit onderwerp. Op oudejaarsdag 1863 keurde de gemeenteraad met algemene stemmen het ontwerp goed en besloot zelfs te participeren in een lening van f 25.000, die werd uitgeschreven om een nadere bestudering van de spoorwegplannen te bekostigen. Voor het plan werd een Maatschappij opgericht, met Amerfoordt als voorzitter van de Raad van Commissarissen en Dijkgraaf J.W.M. van de Poll als ondervoorzitter. Deze maatschappij, die ook aandeelhouders had, vroeg op 10 juni 1864 een concessie aan bij de regering. In deze jaren bestonden er in Nederland allen particuliere spoorwegmaatschappijen, waarvan de Rijnspoorweg de belangrijkste was. Om een spoorlijn aan te leggen was een concessie van de regering nodig. Amersfoordt onderbouwde de aanvraag voor een concessie met een aantal argumenten: Het gaat om de vraag hoe de gemeente tot de meeste bloei gebracht kan worden en hoe kan de gemeente in verbinding worden gebracht met ‘hoofdplaatsen van handel, bestuur en beschaving’. Wegverkeer biedt weinig mogelijkheden. De kwaliteit van de wegen is slecht en rechte hoeken zijn moeilijk te nemen voor diligences en omnibussen. Scheepvaartverkeer is evenmin een oplossing, omdat de vaarten in de polder geen verbinding hebben met de Ringvaart. In zijn plan heeft hij echter weinig oog voor de aanleg- en exploitatiekosten. Amersfoordt had evenals zijn supporters hoge verwachtingen van de concessieaanvraag voor zijn spoorwegenplan. Het zou immers voor de jonge maar nog grotendeels geïsoleerde polder een goede verkeersverbinding opleveren voor personen en goederen met de buitenwereld. Op 29 augustus 1866 krijgen de aandeelhouders echter een gedrukt bericht, dat de Maatschappij ontbonden is. De concessie is niet officieel geweigerd, maar het duurde te lang en de achtereenvolgende ministers hebben afhoudend gereageerd. Desondanks werd het plan van Amersfoordt een halve eeuw in grote lijnen overgenomen. In 1912 kwam een spoorwegennet in Haarlemmermeer tot stand.
Drs Hans Dolman jr.